Geschiedenis

Geschiedenis van de Sint Maartensviering

Sint Maarten wordt op 11 november gevierd, op zijn sterfdag. De sterfdag op aarde is gelijk aan de dag van entree in de hemel, vandaar dat dit als ‘feest’ gezien werd. Dit feest viel samen met de aanvang van de winter. De oogst was net binnen en voordat de kou werkelijk inviel, werd er nog eens flink gegeten en gedronken. Op dit oogstfeest werden de pachten betaald en het personeel opnieuw ingehuurd. Maar ook de eerste wijn was gerijpt en die vloeide dan rijkelijk.

 

Sint Maarten wordt vaak afgebeeld met ganzen. Dat herinnert ons aan het "verraad"van de ganzen toen Martinus zich in hun hok probeerde te verstoppen voor het volk omdat hij geen bisschop van Tours wilde worden. Een Duits liedje zegt dan ook:" Die Gans wird gebraten, denn er hat Sankt Martin verraten".

Kerkelijk werd de schutspatroon herdacht in feestelijke vieringen en extra gaven voor de armen. Hierbij stonden de feestelijkheden in de Sint Maartensdom centraal. In de Domkerk was een apart Sint Maartensaltaar met enige relieken (overblijfselen) van de heilige. Er werd flink gedronken, gegeten en gefeest. Men stookte grote vuren en pofte boven het vuur noten, kastanjes, mispels, appels en peren. Maar ook trok men met fakkels langs de deuren van de rijken in de hoop iets te krijgen. De lantaarn (het bovenste open gedeelte) van de Domtoren was met kaarsen verlicht en de klokken werden feestelijk geluid.

De Sint Maartensviering heeft oude Romeinse en Germaanse wortels. Elf november was voor de Romeinen het begin van het inluiden van het nieuwe licht en het feest van de oorlogsgod Mars (de strijdbare). Dat is ongeveer veertig dagen voor Kerstmis, het feest van de nieuwe zon of ook het zonnewendefeest. Dit eindigde veertig dagen later, op 2 februari met een ander lichtfeest: Maria Lichtmis.

Ook de Germanen vierden dan feest; het herfst- en oogstfeest. Het begin van de donkere winterperiode met de lange donkere nachten en de korte vaak mistroostige dagen. Als herinnering aan deze lichtfeesten werden vuren ontstoken. In sommige streken in West-Europa werden zij Sint Maartensvuren genoemd. Het waren de gekerstende vormen van de Germaanse en de Romeinse feesten. Zo herinneren de lampions van de kinderen ons aan de Sint Maartensvuren en de fakkels waarmee men vroeger bedelend en zingend langs de deuren trok. De kinderen zingen dan ook: "Elf november is de dag, dat mijn lichtje branden mag." Ook in veel andere Sint Maartensliedjes komen de elementen licht en vuur steeds terug.

De veertigdagentijd vóór Kerstmis is in kerkelijke kring al eeuwen een tijd van soberheid, vasten en bezinning. Die periode startte lange tijd op 11 november. Later bracht de kerk die periode van voorbereiding op het Kerstfeest terug tot de huidige vier weken (Advent genaamd). Maar nog steeds start het carnaval op 11 november met de verkiezing van prins Carnaval.

In Utrecht werd het feest van Sint Maarten na de reformatie (in 1580) verboden. Maar met name na de Tweede Wereldoorlog werd op scholen en in en rond de Sint Martinuskerk aan de Oudegracht de viering weer gestimuleerd. Anno nu mag de viering van het Sint Maartensfeest zich verheugen in een groeiende belangstelling.

Lees meer > https://nl.wikipedia.org/wiki/Sint-Maarten_(feest)